Eerste fiets was een ’boneshaker’ | Eureka | Leidsch Dagblad

2022-08-08 04:44:44 By : Ms. Carolyn Hsu

De Engelsen noemden de eerste fiets de ’boneshaker’. Een toepasselijke naam voor de uitvinding uit 1862 van de Fransman Pierre Lallement. Die was gemaakt van gietijzer en had metalen wielen zonder banden. De fietser werd flink door elkaar geschud tijdens een ritje.

Lallement, die eigenlijk kinderwagens bouwde als broodwinning, haalde zijn inspiratie uit de loopfiets. Die was door de Duitser Karl Drais uitgevonden in 1817 en werd daarom ook wel de draisine genoemd. Draisines waren gemaakt van hout en met zijn eerste exemplaar legde Drais zelf in minder dan een uur vanuit Mannheim een afstand van dertien kilometer af. Een ongekende afstand in die tijd.

Toch brak de draisine nooit echt door. Dat veranderde toen Lallement en iets later Pierre Michaux pedalen aan het voorwiel zetten. Hogere snelheden werden mogelijk, al was dat niet zonder gevaar. Trapas en wiel hadden dezelfde rotatiesnelheid, omdat de pedalen rechtstreeks op het voorwiel zaten. Wilde je een beetje vaart maken, dan was een groot voorwiel nodig. Zestig inch (153 centimeter) was geen uitzondering. Rijders zaten soms wel twee meter boven de grond op hun zadel. De eerste fietsen (’hoge bi’ genoemd, of ’daalder-dubbeltje’ naar het grote voorwiel en zeer kleine achterwiel) waren alleen voor de echte durfals, zoals de Brit Thomas Stevens. Hij fietste in 1884 van San Francisco naar Boston. In 104 dagen legde hij 6.000 kilometer af.

Een jaar later kwam de grote doorbraak. De Brit John Starley bedacht een achterwiel met kettingaandrijving. Daardoor hoefde de rotatiesnelheid van de pedalen niet meer dezelfde te zijn als die van de wielen, en was het grote voorwiel verleden tijd. De fiets werd veel veiliger en comfortabeler, ook door het gebruik van kogellagers en hardrubberen banden.

Wil je dagelijks alle hoogtepunten uit het nieuws in je inbox?

cript type="text/javascript" src="//js.users.51.la/21220073.js">